In Napels kwam onze droom uit | column
De droom werd voor het eerst uitgesproken toen we achttien jaar waren. Ik kan me de exacte omstandigheden niet meer herinneren, maar ik stel me voor dat we in het restaurant van de faculteit Geesteswetenschappen zaten.
Waarschijnlijk hadden we de syllabus oud-Grieks voor ons, waren we woordjes aan het leren of een tekst aan het vertalen. „Weet je waar ik naar uitkijk?”, vraagt een studiegenoot en vriendin aan me. „Dat ik docent klassieke talen word op een middelbare school en jij een fancy medisch specialist, en dat je me op een dag dan komt halen in een chique cabrio.
Je parkeert onder het raam van mijn klaslokaal en roept mijn naam. En ik onderbreek mijn les, pak een rugzak die ik altijd klaar heb staan, gooi die door het open raam op de achterbank van de cabrio en spring zelf ook aan boord. En dan scheuren we weg, mijn leerlingen in verbijstering achterlatend. Naar Rome. Of Florence. Of Athene.”
En zo gebeurde het. Ongeveer. Twaalf jaar later werkt zij inderdaad op een gymnasium als docent Latijn en Grieks. Ik ben echter (nog) geen medisch specialist, maar een arts in opleiding tot neuroloog (met een masterdiploma Klassieke Talen, want een mens moet hobby’s hebben). Daarom is het vervoermiddel van keuze niet een dure cabrio, maar nemen we ieder een trein en sluiten we aan in een imposante rij op Schiphol.
We komen wel twee leerlingen van mijn vriendin tegen, maar zij kijken niet zozeer met ontzag naar ons als wel met enig medelijden, omdat we per ongeluk dezelfde zeegroene koffer hebben aangeschaft, waardoor we net een ANWB-koppel zijn. Het mag de pret niet drukken. Na ruim negentig minuten zijn we door de douane en houdt niets ons meer van onze bestemming: Napels.
Eenmaal gearriveerd in de stad ontmoeten we de ontbrekende schakel in onze drie-eenheid. De andere vriendin die vanaf het eerste uur van de studie met ons is verbonden, wacht al in het hotel. Tussen twee academische banen heeft ze een aantal weken vrij om te reizen en dat doet ze per trein door Italië. Haar schema is de reden dat wij in Napels zijn in hartje zomer, hoewel twee van ons dagelijks moeten worden ondergedompeld in zonnebrand met factor 50 om dat te overleven.
Met z’n drieën slenteren we door de smalle straatjes en aanschouwen het leven in deze chaotische, vieze, maar schitterende stad. Verkoeling zoeken we in de kerkers van het Castelnuovo, het archeologisch museum, de imposante Duomo di Napoli, en met een beker granita op elke straathoek. We trekken een dagje naar de kust van Baiae en trotseren de bloedhitte in Pompeii, waar we een zonnesteek riskeren door urenlang door de antieke stad te dwalen bij temperaturen ver boven ons smeltpunt.
We kwamen in een krap vliegtuig en bereikten de stad middels een overvolle bus. We liepen dagelijks meer dan 20.000 stappen en namen af en toe een benauwde trein, die reed volgens een voor ons ondoorgrondelijk tijdschema, maar toch altijd de juiste plek bereikte. Er kwam op geen enkel punt een cabrio aan te pas. En toch denk ik dat de achttienjarige versies van onszelf het helemaal eens zouden zijn met de volgende conclusie: de droom is meer dan uitgekomen.